
category_news
Beregenen in de akkerbouw: passen en meten
Akkerbouwgewassen worden momenteel, juli 2018, waar mogelijk volop beregend. Door de aanhoudende droogte komen meerdere gewassen in aanmerking voor beregening. Dat kan knellen met de beschikbare capaciteit van de beregeningsinstallatie. Dit dwingt tot het maken van keuzes. Hieronder een paar handvaten om beslissingen te kunnen nemen.
Startmoment van beregenen en verdamping per dag
De start van beregenen wordt bepaald door het moment dat de grond tot op ongeveer halve bewortelingsdiepte te droog is. Een gutsboor is hiervoor een goed hulpmiddel. De grond is te droog wanneer deze na kneden uit elkaar valt. Na beregening kan men de gewasverdamping van het gewas bijhouden om zo het terugkom-moment te bepalen.
De gewasverdamping kunt u berekenen. In het weerbericht wordt de referentie-gewasverdamping weergegeven. Om de werkelijke gewasverdamping te berekenen moet er nog gecorrigeerd worden met een gewasfactor, die hangt samen met de grondbedekking en het stadium van het gewas. Door de referentie-gewasverdamping te vermenigvuldigen met de gewasfactor benadert u de werkelijke verdamping van een gewas per etmaal, in mm/ha.
Voorbeeld:
Stel vandaag is de referentieverdamping 5 mm (weerbericht). Uw aardappelgewas staat volvelds en is in bloei. De gewasfactor is dan 1,3 (zie onderstaande tabel). De actuele gewasverdamping is dan 5 x 1,3 = 6,5 mm/dag. Als u 30 mm water heeft beregend, er valt geen neerslag, en er is geen capillaire nalevering, dan is de beregende hoeveelheid na 4-5 dagen verdampt.
Dus na 5 dagen dient het perceel wederom beregend te worden. Dit geldt dus voor gronden waar geen sprake is van capillaire nalevering. Capillaire werking betekent nalevering van vocht uit de ondergrond: vocht dat door zuigspanning omhoog getrokken wordt uit het grondwater en zo beschikbaar komt voor de plant. Dit kan alleen als het grondwater niet dieper zit dan 150 cm beneden maaiveld. Deze nalevering varieert, afhankelijk van de grondsoort, van 0,5 mm tot 3 mm/dag. De minste nalevering vindt plaats op zandgronden, de meeste nalevering op klei- en zavelgronden. Is er sprake van capillaire nalevering dan kunt u dit verrekenen in het interval tussen 2 beregeningen. Check de berekeningen door te controleren of de grond op halve bewortelingsdiepte weer droog is.


Capaciteit van beregenen schiet te kort voor de totale behoefte?
Kunt u de totale gewasbehoefte niet helemaal voorzien met de beschikbare capaciteit dan kunt u de volgende afwegingen maken:
Gewaskeuze
Beregen in ieder geval gewassen die zonder beregenen niet meer herstellen of teveel kwaliteitsschade geven. Ook de financiële opbrengst telt mee. Gewassen die de meeste schade krijgen door te weinig vocht zijn o.a. aardappelen, wortelen, erwten, bonen en uien. Deze gewassen verdienen voorrang boven granen, maïs en bieten.
Beregeningsgiften aanpassen
Door de beregeningsgift te verlagen kan men sneller terugkeren op hetzelfde perceel. Het gaat er dan om de gewassen door een droge periode te loodsen en bladverbranding tegen te gaan. De vuistregel voor bieten is dat je moet starten met beregenen als het loof ’s nachts niet meer overeind komt.
Meten is weten
Een alternatief voor bovengeschetste aanpak is het meten van bodemvocht. Door vochtsensoren te gebruiken kan met goed in beeld brengen hoeveel water er onttrokken is uit de wortelzone en hiermee het startmoment bepalen voor beregening. Ook kunt u zien welk perceel meer of minder beschikbaar vocht heeft en of er sprake is van capillaire nalevering. Er zijn diverse leveranciers van vochtsensoren en BOS’en (Beslissing-Ondersteunende Systemen) voor beregening beschikbaar.
Strategie voor de komende jaren
Omdat het klimaat verandert en de kans op zeer droge periodes in het groeiseizoen groter wordt, is een plan van aanpak voor de toekomst aan te bevelen indien zich in de huidige situatie knelpunten voordoen. Daarin kan worden opgenomen:
- capaciteitsberekening en de afweging wel of niet extra te investeren in capaciteit;
- water vast houden op uw percelen (waterconservering) door middel van stuwen en/of peilgestuurde drainage;
- vochtbalans per perceel: vaststellen startmoment, beregeningsgiften en frequentie van beregenen;
- oriëntatie op beschikbare instrumenten om het beregeningsmanagement te ondersteunen;
- perceel-gewascombinaties en eventueel bouwplan aanpassen.
Meer informatie:
Bert Aasman, Delphy (b.aasman@delphy.nl) en Harm Brinks, Delphy (h.brinks@delphy.nl)