
category_news
N-monster ter oriëntatie voor gevoelige gewassen ZON – zand / löss en rivierklei
De Nmin-voorraden in de bodem na de winter van 208/209 zijn wisselend in het Zuidoosten van Nederland. Zowel hoge als lage waarden komen voor.
Dit voorjaar is er aanzienlijke kans op hogere stikstofvoorraden in de bodem door het droge jaar 2018 en de vrij droge winter. Het is daarom de moeite ter oriëntatie enkele stikstofmonsters te (laten) steken. Een te hoge stikstofgift is vooral voor de kwaliteit van suikerbieten nadelig. Het gaat ten koste van het suikergehalte en de winbaarheid. Op zand spoelt in een nattere winter het merendeel van de minerale stikstof uit. Dat is nu in veel mindere mate gebeurd, waardoor op een deel van de percelen sprake zal zijn van een hogere voorraad bodemstikstof dan we gewend zijn. Ook voor aardappelen kan het de moeite zijn enkele monsters te nemen. Na bijvoorbeeld graan met een najaarsbemesting van de groenbemester, na gescheurd grasland of na inwerken van een vlinderbloemige groenbemester zijn nog hogere Nmin-voorraden te verwachten. Verder kan er ingespeeld worden op hoge stikstofvoorraden door de eerste N-gift, met name bij aardappelen iets te beperken (20-30 kg N verlagen) en aan te kijken hoe de gewasontwikkeling is. Vervolgens kan later in het groeiseizoen via bodemonderzoek, gewassensoring of plantsapmetingen worden ingespeeld op de verdere stikstofbehoefte van de aardappelen en een N-bijmestgift worden bepaald. Op deze wijze kan door N-deling en bijbemesting naar behoefte bespaard worden op de N-gift.
Niettemin worden ook lage Nmin-voorraden aangetroffen, met name na vroeg geoogste maïs, gevolgd door een goed tot fors ontwikkeld N-vanggewas. In dat geval kan de Nmin laag zijn, omdat de stikstof in de bodem door het vanggewas is opgenomen. Hou dan wel rekening met een N-nalevering van 30-40 kg N per ha uit het vanggewas voor het volgende gewas, welke op de N-gift in mindering kan worden gebracht.
Meer informatie: Harm Brinks, Delphy (H.Brinks@delphy.nl)